Mr.

MR. 4 2022 / 23 interview “BIJ DE HOGE RAAD KIJKEN ZE ER ECHT NIET VAN OP ALS JE JE TRACK RECORD LAAT ZIEN” WIE IS SJEF VAN SWAAIJ? Sjef van Swaaij (Raalte, 1965) studeerde rechten in Groningen. In 1999 werd hij advocaat, een jaar later promoveerde hij in Groningen op Beschikken en rechtsovergang. Daarna werkte hij bij onder meer Pels Rijcken en Houthoff (Buruma). Sinds 2010 heeft hij zijn eigen kantoor in Nijmegen. Hij is bestuurslid van de Vereniging van Civiele Cassatieadvocaten. Bekende cassatiezaken waarin Van Swaaij succesvol optrad zijn onder meer de zaken over de aansprakelijkheid van de politie voor de schietpartij door Tristan van der Vlis in een winkelcentrum in Alphen aan den Rijn (ECLI:NL:HR:2019:1409) en de zaken rond ‘de liegende rechter’, waarin advocaat Hugo Smit in het geweer kwam tegen ex-rechter Hans Westenberg (ECLI:NL:HR:2018:2047) en tegen de Raad voor de rechtspraak (ECLI:NL:HR:2018:2160), en uiteindelijk een schadevergoeding van bijna twee miljoen kreeg. kijken toch met een andere bril naar het toetsingskader in cassatie.” Als cassatie erin zit, gáát Van Swaaij er ook voor. Het ‘echte’ cassatiewerk, de voorbereiding, het procederen. Overwinningen die Van Swaaij boekt worden breed uitgedragen. Op de eigen website onder het tabblad ‘onze successen’, die weer worden gedeeld op LinkedIn. “Ja, dat doen we ook uit commerciële overwegingen. Valse bescheidenheid brengt je nergens. Je mag best je track record laten zien. Bij de Hoge Raad kijken ze daar echt niet van op.” CASSATIEBALIE Het is nu tien jaar geleden dat de civiele cassatiepraktijk werd geprofessionaliseerd. Er is een landelijke cassatiebalie gekomen: advocaten mogen alleen bij de Hoge Raad procederen als ze voldoen aan strikte opleidingseisen en driejaarlijks voldoende ‘vlieguren’ halen. Goed dat het een landelijke praktijk is geworden, vindt Van Swaaij. “Het was niet meer uit te leggen dat je alleen civiele cassaties kon doen als je was ingeschreven bij de rechtbank Den Haag. Zo’n vereiste komt uit de tijd van de trekschuit. Ik ben wel blij dat mijn patroon, die later de Hoge Raad ingegaan is, in de Haagse balie zat. Ik heb veel van hem geleerd. Ik vind het knap dat tegenwoordig advocaten zichzelf cassatietechnieken eigen maken.” In die tien jaar is de kwaliteit van de civiele cassatiebalie ook gestegen, vindt Van Swaaij: slechte cassatiemiddelen, die voor die tijd nog vaak voorkwamen, zie je nu eigenlijk niet meer. “Haagse advocaten leenden zich er toen voor om postbusadvocaat te zijn voor een advocaat te lande die zelf zijn cassatiemiddelen had opgesteld. Maar eigenlijk geen idee had hoe dat moest.” Dat blijkt volgens Van Swaaij ook uit het feit dat artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie nauwelijks meer wordt toegepast. Dat artikel is op 1 juli 2012 ingevoerd met de Wet versterking cassatierechtspraak, en biedt de Hoge Raad de mogelijkheid om bepaalde zaken via een snellere procedure af te doen door deze zaken niet-ontvankelijk te verklaren. Maar de cassatiebalie filtert nu zelf nagenoeg alle kansloze zaken eruit. Dat bespaart de Hoge Raad en het parket veel werk. BREED GEDRAGEN ERGERNIS Werkt ‘80a’ prettig, dat wordt niet gezegd van het volgende artikel. Zo’n driekwart van de cassatieberoepen in civiele zaken wordt ongemotiveerd verworpen. Daarvoor maakt de Hoge Raad gebruik van artikel 81 RO. Het is een breed gedragen ergernis, zegt Van Swaaij – nadrukkelijk sprekend op persoonlijke titel – dat allerlei reële klachten over hoe een hof het heeft gedaan, door de Hoge Raad ongemotiveerd worden verworpen. “Dat heeft vast te maken met de werkdruk en het scheelt best tijd als je niet iedere uitspraak inhoudelijk moet verwerpen. Maar dit artikel heeft een te hoge vlucht genomen. Ook gaat er een signaal van uit naar de hoven: als zij zien dat er een niet goed functionerende waakhond is – de Hoge Raad die niet kritisch genoeg kijkt – dan krijgen zij de neiging om zich er makkelijker vanaf te maken. Ik kan die stelling niet hard maken, maar zij is op zijn minst genomen plausibel. Justitiabelen worden er de dupe van als een gerechtshof kort door de bocht gaat. Voor het vertrouwen in het rechterlijk apparaat moeten justitiabelen het gevoel hebben dat hoven er niet zo maar mee weg komen. Artikel 81 RO toepassen is prima, maar er wordt te veel gebruik van gemaakt.” Van Swaaij constateert dat de Hoge Raad kennelijk liever aan de slag gaat met prejudiciële vragen. (Zie ook pagina 48.) “Dat is een vrij nieuwe ontwikkeling. Aan

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=