MR. 4 2022 / 39 constitutionele toetsing Het kabinet is voornemens constitutionele toetsing mogelijk te maken. Een goed idee? Mr. vroeg het een hoogleraar, een rechter en een advocaat. Verrassend: een loodzware en langdurige grondwetswijziging kan wellicht achterwege blijven. “Artikel 120 is onverbindend.” door Sam Maasbommel bee ld Deposi tphotos/TAlexey “DE SLUITING VAN BOEKHANDELS TIJDENS CORONA HAD MOOI GETOETST KUNNEN WORDEN” GEEN DRINGENDE BEHOEFTE “Ik heb niet het gevoel dat het in een dringende behoefte voorziet”, zegt Gerhard Hoogers, universitair hoofddocent aan de Rijksuniversiteit Groningen en honorair hoogleraar vergelijkend staatsrecht aan de Carl von Ossietzky-Universiteit te Oldenburg. Hij kan zich zo eentwee-drie niet een wet voor de geest halen die de laatste jaren evident in strijd was met de Grondwet. Ons gronddocument zou zich daar ook niet goed toe lenen. De grondrechten in de Grondwet kennen namelijk een vrij formele beperkingssystematiek, zoals bijvoorbeeld artikel 11: “Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam.” Is er een wettelijke grondslag, dan heeft de wetgever betrekkelijk veel ruimte om het recht in te perken. Om constitutionele toetsing een zinvolle bezigheid te maken, meent Hoogers, “zou je toch op zijn minst een soort van proportionaliteitstoets moeten inbouwen” – zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) daarin voorziet. “En als je dat doet, kun je je afvragen wat dan nog precies de meerwaarde is ten opzichte van toetsen aan het EVRM zelf.” Zeker de vorm waarvoor het kabinet opteert, gespreide toetsing door de gewone rechter, is zijns inziens heilloos. “De Zweedse rechter mag sinds begin jaren zeventig aan de grondwet toetsen, en het gebeurt náúwelijks. Ze willen er gewoon niet aan.” Dat vloeit volgens hem voort uit een constitutionele traditie waarin van oudsher een groot vertrouwen in de wetgever bestaat; een samenleving van grote consensus, eigenlijk net als Nederland. “Tot voor kort in ieder geval”, voegt hij daaraan toe. GROOT GEMIS Willem Korthals Altes ziet het wel zitten. “Ik ben er heel erg voor”, zegt de rechter die na gedwongen pensionering op zijn zeventigste (waarover hij een zaak tegen de Staat aanspande), weer de toga mocht aantrekken om de corona-achterstanden te helpen opvangen. We hebben weliswaar de mogelijkheid om wetten te toetsen aan verdragen, en “dat is al heel veel en prachtig”, maar niettemin vindt hij het “een groot gemis” dat onze eigen Grondwet daar niet onder valt. Staatsrechtelijke vernieuwing: juristen filosoferen en fantaseren er maar wat graag over, maar uiteindelijk komt er meestal weinig van terecht. Ook constitutionele toetsing is zo’n eeuwige discussie. “De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen”, zo staat het gebeiteld in artikel 120 van de Grondwet. De Nederlandse rechter mag niet nagaan of een wet in formele zin in overeenstemming is met het belangrijkste document in ons rechtsbestel. Het aloude argument daarbij is dat de wetgever zélf de Grondwet heeft uit te leggen, niet een ongekozen rechter. Toch komt het debat de laatste tijd weer op gang en lijkt de pro-toetsingsbeweging momentum te genereren. Want het stond er toch echt in het coalitieakkoord Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst, het resultaat van de langste kabinetsformatie ooit: “We nemen de uitwerking van constitutionele toetsing ter hand, in lijn met het advies van de staatscommissie Parlementair stelsel, waarbij we kijken welke vormgeving het best aansluit bij het Nederlandse rechtssysteem.” En warempel, al in het eerste half jaar van het vierde kabinet-Rutte zijn er stappen ondernomen. De ministers Bruins Slot (CDA) en Weerwind (D66), respectievelijk van Binnenlandse Zaken en voor Rechtsbescherming, vroegen al aan de hoogste rechters of zij voelen voor constitutionele toetsing – ‘ja, graag’ –, en stuurden onlangs een hoofdlijnenbrief aan de Tweede Kamer. Daarin stuurt het ministersduo aan op toetsing aan de klassieke vrijheidsrechten zoals de vrijheid van godsdienst en meningsuiting, door middel van ‘gespreide toetsing’, wat betekent dat iedere rechter toetsingsbevoegd zou worden en niet een daartoe in het leven te roepen constitutioneel hof. Maar waaruit bestaat nou precies de meerwaarde? Gerhard Hoogers (Rijksuniversiteit Groningen)
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=