MR. 4 2022 / 51 rechtspraak “DE HOGE RAAD GEEFT VOORRANG AAN DEZE VRAGEN; DE BEANTWOORDING GAAT SNEL” weinig geld − een paar tientjes − maar rechtbanken willen aan de kassa weten hoe ze het moeten doen.” Een andere ‘kleine’ zaak ging over huurrecht. “Laatst hadden we een zaak van een woningbouwvereniging die een huis renoveerde”, vertelt Polak. “De huurder kreeg een volledig ingerichte wisselwoning. Kan hij ook aanspraak maken op een verhuiskostenvergoeding uit de wet? Het antwoord is nee. Het gaat macroeconomisch gezien niet om heel veel geld, maar voor een huurder wel om een groot bedrag en voor de woningbouwverenigingen om veel zaken. Nu weet iedereen waar hij aan toe is.” De rechtbanken en gerechtshoven moeten aangeven hoe vaak een vraag speelt, ook het parket van de Hoge Raad kijkt daar naar. “We zijn, zeker in het begin, soepel geweest in het toetsen daarvan”, zegt Polak. “We willen het gebruik van de procedure niet ontmoedigen.” TE SOEPEL Vanuit de cassatiebalie klinkt echter de kritiek dat de Hoge Raad te soepel is. Cassatieadvocaat Jan-Paul Heering (BarentsKrans) zegt dat lagere rechters de Hoge Raad te gemakkelijk als vraagbaak gebruiken voor vragen die ze zelf ook makkelijk kunnen beantwoorden. Als voorbeeld noemt hij de uitspraak van 5 december 2014 waarin een vraag over herroeping aan de orde was (ECLI:NL:HR:2014:3536). En ook met de vraag of een kwestie in veel vergelijkbare geschillen speelt, neemt de Hoge Raad het niet altijd heel nauw, vindt Heering. Als voorbeelden geeft hij de prejudiciële uitspraken over vorderingen wegens inschrijvingskosten en recherchekosten op de kwaliteitsrekening van de notaris (ECLI:NL:HR:2021:1720) en een Caribische vraag in het kader van de vaststelling van het Nederlanderschap (ECLI:NL:HR:2022:331). In contrast met beslissingen in reguliere cassatiezaken (ingevolge artikel 81 van de Wet op de Rechterlijk Organisatie kan een cassatieberoep zonder motivering worden verworpen) worden de prejudiciële antwoorden altijd uitvoerig gemotiveerd. En dat steekt bij de cassatiebalie, meent Heering. “Alle moeite die wordt gestoken in prejudiciële beslissingen gaat ten koste van reguliere beroepen.” Hij zegt dat dat gevoel gedeeld wordt in de cassatiebalie. “We bespreken dit binnen kantoor en ook in het bestuur van de Vereniging van Civiele Cassatie Advocaten (VCCA). We hebben er verschillende malen gesprekken over gehad met de Hoge Raad. Artikel 81 RO wordt te vaak toegepast, ook in zaken met interessante rechtsvragen. Het verschil in motivering met prejudiciële beslissingen heb ik zelf aangestipt, maar dat er een contrast bestaat, is duidelijk.” En daardoor wordt het vertrouwen in de rechtspraak aangetast, meent Heering. Dat wordt bevestigd door een enquête van de VCCA. “We horen dat geregeld van klanten die een cassatieprocedure hebben doorlopen en dan worden opgescheept met de verkorte motivering van 81 RO. Mensen gaan niet meer naar de rechter. Als je dat een of twee keer hoort, denk je misschien dat die mensen niet tegen hun verlies kunnen. Maar het gebeurt vaak, en in grote zaken.” DREMPEL Volgens rechter Jongeneel stellen lagere rechters heus niet zomaar prejudiciële vragen. “Voor de feitenrechter is er een drempel. Die denkt echt niet ‘ik weet ik even geen antwoord, laat ik maar een vraag aan de HR sturen’. Als we alle vragen waar we niet direct antwoord op weten aan de Hoge Raad zouden stellen, zou de Hoge Raad 2000 vragen per week krijgen.” Polak zegt dat door de hoge instroom van prejudiciële zaken andere zaken langer blijven liggen. “Er zit dus een zeker maximum aan, we weten alleen niet waar dat ligt.” Hoe dan ook heeft de hoge instroom van zaken de verwachtingen van de Hoge Raad overtroffen. “We waren heel benieuwd of het zou gaan lopen”, zegt Polak. “In het begin waren we zo laagdrempelig mogelijk, dus niet te streng op de ontvankelijkheid. Nu komen er steeds meer vragen binnen. We hadden gerekend op tien per jaar, vorig jaar waren het er al twintig. Dit werk kost tijd, en die moet je ergens vandaan halen.” JUWEELTJES VAN RECHTSVINDING De beantwoording van prejudiciële vragen is een arbeidsintensief proces. “Het zijn zaken waarover we diepgaand moeten nadenken omdat je een algemene vraag krijgt”, legt Polak uit. “Bij gewone cassaties zijn zaken al op een bepaald spoor beland waardoor je meestal alleen op één punt hoeft te beslissen. Maar bij de prejudiciële vragen moet je vaak op veel meer punten beslissen.” De antwoorden zijn daarom lang. “Sommigen vinden dat het korter moet”, zegt Polak. Een van die criticasters is Heering. Hij zegt allereerst: “De prejudiciële procedure is een nuttig en vruchtbaar instrument, dat vele juweeltjes van rechtsvinding heeft opgeleverd.” Maar het is hem ook opgevallen dat de Hoge Raad de procedure als troetelkindje behandelt. Heering snapt dat wel. “In prejudiciële procedures worden rechtsvragen in zuiverder vorm aan de Hoge Raad voorgelegd, ontdaan van de onplezierige ruis van gemengde beslissingen, gesteggel over de feitelijke grondslag en het belang en motiveringsvragen die bij reguliere cassatieprocedures wel aanwezig zijn.” In een toespraak op 8 juli tijdens een symposium ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de procedure constateerde hij “dat de raadsheren FOTO: JAN KNOL Han Jongeneel (rechtbank Amsterdam)
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=