MR. 4 2022 / 53 rechtspraak het heel aangenaam vinden om eens helemaal los te gaan met hun vaak indrukwekkende juridische vaardigheden en professorale neigingen.” Beantwoorden van rechtsvragen is voor juristen lekkerbekken geblazen, licht Heering toe. “Maar het zou fijn zijn als dit waardevolle instrument ietsje zuiniger zou worden toegepast.” Polak heeft begrip voor die kritiek. “Als de prejudiciële procedure succesvol blijft, moeten we andere dingen minder of niet doen.” Hij kan nog niet zeggen welke dingen. Polak beaamt dat artikel 81 RO wordt ingezet om de werklast van de civiele kamer van de Hoge Raad binnen aanvaardbare grenzen te houden. “Maar de Hoge Raad gebruikt artikel 81 RO uitsluitend als hij meent dat, mede op basis van de conclusie van het parket, duidelijk is dat het cassatieberoep moet worden verworpen en er geen zaaksoverstijgende vragen aan de orde zijn.” GROEN OF ROOD LICHT De afgelopen tien jaar zijn in 112 zaken prejudiciële vragen gesteld; in 108 van die zaken zijn de vragen beantwoord. Vier zaken zijn nog in behandeling. Een rechter die een prejudiciële vraag wil stellen, moet eerst partijen in de gelegenheid stellen hun visie te geven. Er ontstaat dan een debat over de rechtsvragen in de zaak. In tussenvonnissen van rechtbanken worden vragen regelmatig bijgesteld, er kunnen ook vragen worden toegevoegd. De zaak wordt stilgelegd totdat de Hoge Raad duidelijkheid heeft gegeven. Als een vraag is binnengekomen op het Korte Voorhout, besluit de Hoge Raad eerst of de zaak in behandeling kan worden genomen (groen of rood licht). Na advies van het parket beslist de Hoge Raad: ja of nee. Bijna altijd was het ja, slechts een enkele keer nee. “Bij groen licht stellen we zaak open op de website van de Hoge Raad, zodat derden kunnen aangeven of ze willen inspreken”, legt Polak uit. “Denk aan beroeps- of belangenverenigingen, bijvoorbeeld de Consumentenbond of de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders. De Hoge Raad bekijkt in elke zaak of dat mag. Nadat partijen en derden via een cassatieadvocaat hun zegje hebben gedaan, gaat de vraag naar het parket voor een conclusie, en vervolgens wordt de vraag bij ons in raadkamer besproken, waarbij alle dertien raadsheren meepraten. Daarna maken vijf raadsheren een concept, wat in de volledige kamer wordt besproken. Uiteindelijk rolt daar een antwoord uit, liefst binnen een half jaar. Maar dat halen we helaas niet altijd.” PIONIEREN De Hoge Raad beantwoordt een vraag niet als het gaat om een maatschappelijk gevoelig onderwerp waarmee de wetgever al bezig is. Bijvoorbeeld de vraag van rechtbank Den Haag of iemand zich bij de burgerlijke stand kan laten registreren als non-binair. Of een vraag over internationaal draagmoederschap. Als twee Nederlanders een buitenlandse draagmoeder inschakelen, en het kind komt met toestemming van de moeder naar Nederland, is dat dan een wettig kind van die Nederlanders? Polak: “Dan maken we pas op de plaats.” Als de wetgever niet aan nieuwe wetgeving werkt, is de Hoge Raad wel aan zet. “Dan wordt het pionieren”, meent Polak. “Het moeilijke is dat je soms een prejudiciële vraag krijgt zonder dat je de context goed kent. Het enige dat we te zien krijgen is het vonnis plus de processtukken. Er zijn echter vaak niet zoveel processtukken, omdat er niet uitgebreid is geprocedeerd. Zeker als het om een procedure bij de kantonrechter gaat waar partijen soms geen advocaat hebben. Daardoor krijgen zaken soms een abstract, steriel karakter. Het is dan lastig te zeggen wat wij teweegbrengen als we het een of het ander zeggen.” VERBETERINGEN De Hoge Raad denkt na over verbeteringen van de procedure. “Een van de denkrichtingen is dat het parket niet alleen naar juridische oplossingen zoekt maar ook aan fact finding doet, dus kijkt naar de context en de mogelijke gevolgen”, licht Polak toe. “Bijvoorbeeld wat het effect is in consumentenzaken. Als je richting A kiest, ga je rechtbanken overbelasten. Kies je B, dan krijgt de consument niet waar hij recht op heeft. Het parket zou een hearing kunnen organiseren waar alle spelers, groot en klein, kunnen langskomen. Dat kost veel tijd en het is moeilijk af te bakenen wie uitgenodigd moet worden. Dat moeten we met elkaar nog uitzoeken.” Rechter Han Jongeneel pleit voor de mogelijkheid van contact tussen de Hoge Raad en de feitenrechter die de vraag heeft gesteld. “Uit de enquête onder feitenrechters blijkt dat ze daar behoefte aan hebben.” Hij zal daarvoor een voorstel doen in een bundel artikelen over de prejudiciële procedure die in december verschijnt bij Boom Juridisch. “Als de Hoge Raad wil weten wat nu precies wordt bedoeld of wat de consequenties zijn van een voorgenomen uitspraak, kan de Hoge Raad in mijn voorstel vragen stellen aan de feitenrechter, en partijen kunnen op die vragen en op de antwoorden van de feitenrechter reageren. Daarna komt de Hoge Raad pas met een uitspraak. Die optie is in te passen in het wettelijk systeem. De rechter kan aan partijen nu al een toelichting op de stellingen vragen. Het is niet een heel grote sprong om te zeggen dat de Hoge Raad een toelichting kan vragen aan de rechter die de vraag heeft gesteld.” • “DIT WAARDEVOLLE INSTRUMENT ZOU WEL IETSJE ZUINIGER MOGEN WORDEN TOEGEPAST” FOTO: RODERICK VAN NISPEN Jan-Paul Heering (BarentsKrans)
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=