MR. 5 2022 / 23 “ALS JE DE KEUZE VRIJ LAAT, LATEN BEDRIJVEN DE WINST PREVALEREN EN DAT SNAP IK” eiste. In beide gevallen werkte de rechter, à la Lindenbaum-Cohen, een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm om tot geldend recht. “In de zaak van de Nigeriaanse boeren betoogde Shell dat een moedermaatschappij niet aangesproken kan worden op activiteiten van een lokale dochtermaatschappij. Maar de rechter heeft in hoger beroep bepaald dat een moedermaatschappij wel degelijk een zorgplicht kan hebben ten opzichte van derden die risico lopen op schade als gevolg van de activiteiten van de dochter”, legt Enneking uit. “Je bent medeverantwoordelijk als je weet dat met die activiteiten ernstige schade kan worden veroorzaakt aan mens en milieu en als de mogelijkheid bestaat om die te voorkomen. Je moet ingrijpen als dat kan. Dat is een belangrijke nieuwe stap in deze discussie.” SHELL De andere uitspraak is die in de Klimaatzaak tegen Shell. “Volgens de rechter rust er in dit geval een zorgplicht op Shell om de aan de Shell-groep verbonden CO2-emissies in 2030 met 45 procent verminderd te hebben ten opzichte van het huidige niveau”, verklaart Enneking. Opvallend is daarbij dat Shell niet alleen verantwoordelijk wordt gehouden voor de eigen uitstoot, maar ook voor die van dochters, toeleveranciers en consumenten. “Daarmee komt de rechter op grond van onder meer de niet-bindende gedragsnormen uit de UNGP’s tot een vérstrekkende juridische verplichting.” Enneking zegt dat de Nederlandse rechter hiermee internationaal een voorloper is. “Je ziet in andere landen dat het ook die richting op gaat, maar daar zitten nog geen zaken tussen waar het net als in Nederland tot een inhoudelijk eindoordeel is gekomen.” Op welke schaal Nederlandse bedrijven direct of indirect betrokken zijn bij schendingen van mensenrechten en milieu in ontwikkelingslanden, kan Enneking niet zeggen. “Bedrijven weten dat zelf vaak ook niet, omdat ze de risico’s niet volledig in kaart hebben gebracht. Het duediligenceproces maakt het voor bedrijven in principe onmogelijk om weg te kijken; geen vragen stellen kan niet meer. Maar zo lang het toepassen van due diligence niet verplicht is, gaan veel bedrijven in de praktijk niet heel actief op zoek naar aanwijzingen voor IMVO-schendingen, en dat snap ik ergens ook wel, want een bedrijf is geen goededoeleninstelling.” WEERBARSTIGE PRAKTIJK Enneking zit in de monitoringscommissie van het IMVO-convenant voor de verzekeringssector, en ziet daar hoe weerbarstig de praktijk kan zijn. “Veel verzekeraars slaan stap 2 (waar zitten de IMVO-risico’s in de keten?) over en stomen dan meteen door naar stap 3 (stoppen of beperken negatieve gevolgen). De focus komt dan al snel te liggen op bekende risicosectoren, zoals de tabaksindustrie of wapenindustrie, of thema’s waarmee gescoord kan worden interview
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=