MR. 5 2022 / 25 “DE MAATSCHAPPELIJKE GEDRAGSNORM VAN VANDAAG IS DE RECHTSPLICHT VAN MORGEN” naar de buitenwereld toe. En op negatieve gevolgen die een financieel risico kunnen vormen voor het bedrijf zelf.” Volgens Enneking gaat het in andere sectoren net zo. “Maar due diligence draait nu juist niet om prioritering op grond van eigenbelang, maar om prioritering van de meest ernstige gevolgen voor mens en milieu – voor anderen dus.” Ze vindt ‘People Planet Profit’ een prachtige slogan, maar constateert ook dat winst maken vaak strijdig is met maatschappelijk verantwoord ondernemen. “Als je de keuze vrij laat, laten bedrijven de winst prevaleren en dat snap ik ook wel.” MET LICHTE TEGENZIN Omdat IMVO-beleid op basis van vrijwilligheid onvoldoende heeft gewerkt, mikt het kabinet Rutte IV nu met lichte tegenzin op een duediligenceverplichting. Daarmee loopt Nederland in de pas met andere Europese landen, en uiteindelijk ook met de Europese Commissie die in februari 2022 met een voorstel voor een zogeheten Corporate sustainabilty duediligencerichtlijn is gekomen. “Dat is een vertaling van het zesstappensysteem uit de OESO-richtlijnen”, licht Enneking toe. “Soft law wordt hard law. Maar de richtlijn gaat minder ver. Financiële instellingen krijgen – ongetwijfeld mede als gevolg van een succesvolle lobby – een uitzonderingspositie. Verder geldt de richtlijn, anders dan de UNGP’s en de OESO-Richtlijnen, alleen voor grote ondernemingen. Dan staat er ook nog bij dat we die inspanningen niet kunnen verwachten van middelgrote of kleine ondernemingen. Het risico is dat veel van die bedrijven zullen zeggen: ‘We hoeven het niet te doen en er staat ook nog dat het niet van ons verwacht kan worden. Tot ziens’.” Een publieke toezichthouder en het civiele aansprakelijkheidsrecht moeten het toezicht en de handhaving waarborgen. “Maar”, zegt Enneking, “op dat laatste gebied betekent het huidige voorstel een teruggang in de mogelijkheden die we in Nederland inmiddels kennen op grond van 6:162 Burgerlijk Wetboek en rechterlijke uitspraken, zoals de zaak van de Nigeriaanse boeren en de Klimaatzaak.” Ze zegt dat de aansprakelijkheidsbepaling van de conceptrichtlijn vooral uitvluchten verschaft aan bedrijven, terwijl niets Dat heeft geleid tot ingrijpende keuzes. “We hebben thuis gekeken wat we kunnen doen, waar de grootste impact zit. Dus niet meer vliegen, geen vlees, het huis isoleren, de auto zo weinig mogelijk gebruiken. Maar we zijn er nog niet. Veganistisch zijn is bijvoorbeeld erg moeilijk met drie jonge kinderen. Dus je zit met dezelfde dilemma’s als bedrijven.” Als hoogleraar wil ze ook studenten inspireren om zich te verdiepen in eerlijke handel en duurzaamheid. Als onafhankelijk lid van het Nationaal Contactpunt OESO-richtlijnen (een geschilbeslechter over IMVO-disputen) is het onder meer haar taak de essentie van richtlijnen uit te dragen naar het bedrijfsleven. “Maar dat is niet voldoende, dan ben je eigenlijk al te laat.” Laatst vroeg een student haar na een college over IMVO-zorgplichten: ‘Kinderarbeid, komt dat nog voor dan?’ “Daaruit blijkt dat we onze studenten veel te weinig handvatten geven”, concludeert ze. “Daar ben ik mee bezig in mijn huidige werk. We moeten zorgen dat geen enkele student hier afstudeert zonder kennis over de rol van het recht bij duurzaamheidsvraagstukken.” Willen de studenten het wel weten? “We willen allemaal liever onze kop in het zand steken, maar de generatie na ons krijgt hier last van, meer nog dan wijzelf. Als iedereen zich blijft beroepen op ‘ik kan toch niks’ en ‘ik weet toch niks’, gaan we met zijn allen naar de knoppen. Je moet studenten de mogelijkheid bieden om daar iets aan te veranderen. Het is onze rol als onderwijsinstelling om mensen de wetenschap, de feiten en de dilemma’s bij te brengen. Als iemand alleen in zijn eigenbelang geïnteresseerd is, kunnen we dat als universiteit niet verhelpen. Maar we kunnen studenten wel de benodigde kennis en de vaardigheden bijbrengen om het verschil te maken.” ONDER DE LOEP Universiteiten moeten zichzelf ook onder de loep nemen, vindt Enneking. interview wordt gedaan aan de hoge drempels voor het starten van een procedure. Enneking doelt daarbij op kosten en complexiteit, de beperkte mogelijkheden tot bewijsverkrijging en beperkingen bij het instellen van een collectieve actie voor IMVOnormschendingen buiten Nederland. Dus de EU-richtlijn is een verslechtering? “Ja, dat vind ik wel. Er zijn veel mensen blij met die richtlijn. Die denken: ‘Beter iets dan niets’. Maar er was al een systeem. De richtlijn zet de klok terug en smoort rechtsontwikkelingen in de kiem. Omdat de richtlijn een gelijk speelveld tussen EU-lidstaten tot doel heeft, is de kans groot dat de ruimte om op nationaal niveau verder te gaan, heel klein wordt. Dat betekent dat de Nederlandse rechter en wetgever beperkt worden in hun mogelijkheden om onder omstandigheden méér te vragen van bedrijven. Dat vind ik problematisch.” ONTKENNINGSFASE Positief is dat met de komst van verplichtingen en rechtszaken bedrijven en juristen nu gedwongen worden in actie te komen. Enneking: “Naarmate er meer verplichtingen komen, krijg ik meer vragen vanuit het bedrijfsleven. De bedrijven die proactiever zijn, hebben daar nu veel voordeel van. De achterblijvers zitten in de ontkenningsfase. Juristen zouden in deze context een veel prominentere rol kunnen spelen dan nu, meer de horizon verkennen. De maatschappelijke gedragsnorm van vandaag is de rechtsplicht van morgen. Maar in de praktijk worden juristen vaak pas wakker als de inkt van het vonnis droog is.” INGRIJPENDE KEUZES Op de vraag of haar opvattingen ook invloed hebben op keuzes in haar persoonlijk leven, antwoordt ze: “Ik doe mijn best. We moeten het probleem niet volledig afschuiven op overheden en ondernemingen. We zijn ook verantwoordelijk in ons persoonlijk leven.”
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=