Mr.

20 / Mr. 3 2024 “MET NAUWERE CONTACTEN IN DE BALIE KUN JE DE KERNWAARDEN BETER OVERBRENGEN” Het is 12.00 uur als voor het kantoorpand van Delissen Martens aan de Haagse Sportlaan een busje stopt. “Daar komt ze”, kondigt Bas Martens enthousiast aan. “Haar eten staat beneden”, zegt hij even later tegen de vrouw van het busje. Als we net in een vergaderruimte zitten, komt ‘ze’ aangelopen. ‘Ze’ is Elfie, de boxer van Martens, die steeds bij hem is. Tijdens het gesprek blijft ze rustig op de grond liggen, loopt met haar baasje mee naar de kantine (‘beneden’) voor de lunch, gaat weer mee naar het zaaltje voor het vervolg van het gesprek, en springt aan het eind van de werkdag in de auto, mee naar huis. Zo gaat het iedere dag. Martens is niet alleen de baas van Elfie, hij is ook medeoprichter van Delissen Martens. ‘Baas Bas’ werd geboren vlakbij het PSV-stadion, als kind van een Philips-vader. Die werkte voor dat bedrijf in Iran, de Filipijnen, Taiwan, Turkije en Brazilië en zijn gezin ging dan mee. Martens doorliep de basisschool in het buitenland, maar de middelbare school in Valkenswaard. Omdat hij toen al de advocatuur aantrekkelijk vond (‘problemen praktisch oplossen, met de nodige inhoudelijke diepgang’), lag een rechtenstudie voor de hand. Maar niet te dichtbij in Tilburg of Maastricht. Omdat hij gewend was te reizen ging hij op zijn zeventiende naar ‘het noorden’ – Leiden. Daar kijkt hij met veel plezier op terug: lekker lang studeren, jaarclub, studentenvereniging, feesten en partijen. “Had ik voor geen goud willen missen”, zegt hij met een sprankeling in zijn ogen. Hij ontmoette er ook zijn vrouw Roos. Na zijn afstuderen in 1993 kwam Martens terecht op een klein advocatenkantoor in Den Haag, met een algemene praktijk. “Je kreeg een stapel dossiers op je bureau met de opdracht: los het maar op. Ik zou zo’n methode niemand willen aanbevelen, maar bij mij paste het wel.” Toen zijn patroon met pensioen ging, gingen de overige advocaten verder onder de naam Martens Van Bastenburg – Michaël van Basten Batenburg is ook een van de partners bij Delissen Martens, dat in 2008 de huidige naam kreeg. Begonnen werd met veertien advocaten, dit jaar zijn het er veertig, waarvan er acht tevens partner zijn. Martens werkte eerst als advocaat strafrecht. Na zijn periode als deken werd hij adviseur van advocatenkantoren op het gebied van tuchtrecht en de Wwft. Daarnaast behandelt zijn team van oudsher veel militaire zaken. Zelf in dienst gezeten? “Nee, mijn jaargang hoefde niet. Ik ben erin gerold toen een paar jongens naar ons kantoor kwamen die wegens dienstweigeren tegen een strafzaak aanliepen. In de eerste jaren van mijn loopbaan deed ik veel van dergelijke militaire strafzaken voor die dienstweigeraars. Op een gegeven moment hadden wij, met nog vier of vijf advocaten in het land, alle zaken van potentiële dienstplichtigen die werden vervolgd. Dat waren er samen wel zo’n negenhonderd. We gingen steeds op en neer naar de militaire strafkamer in Arnhem, dat was altijd een heel circus. Via die zaken kwamen we ook onder de aandacht van een paar militaire vakbonden, die tot op de dag van vandaag goede partners van ons zijn. Dat heeft de basis gelegd voor de militaire praktijk in ons kantoor.” Het gaat overigens niet alleen om militaire strafzaken, maar veel meer om schadevergoedingszaken voor gewonde veteranen, “een zeer kwetsbare groep, waar gelukkig steeds meer aandacht voor is”. Binnen het kantoor houden vier advocaten zich bezig met onderhandelingen met Defensie en de verdere afwikkeling van die claims. Veel militaire advocaten die vergelijkbaar werk doen zijn verenigd in de Militaire Balie, een vereniging die in de jaren negentig is opgericht. Martens zat – hoe kan het ook anders – een tijdje in het bestuur. BESTUREN ‘Besturen’ lijkt Martens’ tweede voornaam te zijn. Zo was hij deken in het arrondissement Den Haag en president van de Fédération des Barreaux d’Europe (FBE), een federatie van ruim tweehonderd vooral lokale ordes in Europa – en dat naast de functie van managing partner van zijn eigen kantoor. Het besturen van de Haagse Orde van Advocaten vond hij “echt heel mooi werk”. Dat is inmiddels zo’n tien jaar geleden. Hij merkt op dat de nadruk nu ligt op toezicht en verzakelijking. “Het verenigingskarakter, dat in het buitenland meer op de voorgrond staat, is hier echt minder geworden. Hier vallen de banden een beetje uit elkaar, er is minder saamhorigheid binnen de Orde als vereniging, als gilde.” Hoe merkt u dat? “Het goede nieuws is natuurlijk dat er nog steeds dekens zijn die hun best doen om de balie actief te houden en die ook zichtbaar willen zijn. In mijn tijd wist ik precies wat er in de Haagse balie gebeurde. Het kwam niet vaak voor dat je iets tegenkwam wat je niet wist. Van oudsher organiseert de Haagse balie veel sociale evenementen om saamhorigheid te creëren. Het dekenconcert, de Sluitingszittingsdagen, maar ook de gecombineerde zitting waar rechters, officieren en advocaten elkaar professioneel ontmoeten. Nu zie ik toch minder betrokkenheid van de advocaat bij zijn eigen vereniging. Het jaarlijkse grote landelijke advocatencongres is jammer genoeg al verdwenen.” In Den Haag is het echter niet zo somber gesteld, geeft Martens toe, er zijn ook goede banden met de jonge balie. Maar over het algemeen zou men er meer van kunnen maken, zegt hij. “Daarmee verbeter je ook de kwaliteit van de advocatuur. Met nauwere contacten kun je de kernwaarden beter overbrengen. De huidige discussies over het toezicht hebben meer afstand gecreëerd binnen de Orde van Advocaten en binnen de gehele advocatuur. Juist vanwege het belang van onafhankelijk en zakelijk toezicht lijken dekens op grotere afstand te staan van individuele advocaten en kantoren. Ik vond in mijn tijd die hybride rol – de vereniging leiden én toezichthouder zijn – juist erg waardevol, interview

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=