24 / Mr. 4 2024 interview “DE OVERHEID DURFT NA DE TOESLAGENAFFAIRE GEEN NEE MEER TE ZEGGEN” Over de vraag wat hij nou zo interessant vindt aan het recht moet Bert Marseille even nadenken. Na een korte stilte antwoordt hij: “Ik vind heel veel concrete problemen in het stelsel interessant, en hoe je het voor mensen beter kunt laten werken.” Eerder heeft hij verteld dat hij na de middelbare school, naast zijn studie sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen, juridische bestuurskunde studeerde om meer kans te maken op de arbeidsmarkt. “In de jaren tachtig was er nauwelijks werk. De enige kans bleek een promotieplaats aan de universiteit. Daarna ben ik vijf jaar gerechtsjurist geweest bij de rechtbank Assen en toen teruggekeerd naar de universiteit.” NIEUWSGIERIG Hoewel hij dus toevallig het recht is ingerold, voelt hij zich als een vis in het water van de vijver van de juridische wetenschap. “Ik heb onderzoek gedaan naar veel vragen waarmee ik werd geconfronteerd bij de rechtbank”, legt hij uit. Hij noemt onder meer de wijkrechtspraak en de positie van de gerechtsjurist. Natuurlijk moet een hoogleraar de doctrine onder knie hebben, maar het hart van Bert Marseille ligt bij de feiten: “Ik ben nieuwsgierig. Ik vind het leuk om over dingen te vertellen die ik heb onderzocht.” Marseille is vooral geïnteresseerd in de menselijke maat binnen het bestuursrecht. In zijn talrijke publicaties pleit hij ervoor dat ambtenaren bellen met bezwaarmakers in plaats geharnast in beroep te gaan. Het stoort hem dat overheden en rechters zo traag werken. Hij moedigt bestuursrechters aan om vaker mondeling uitspraak te doen, omdat ze dan meer contact hebben met de partijen. En hij breekt een lans voor prejudiciële vragen in het bestuursrecht. De Toeslagenaffaire, waarin tienduizenden ouders door hardvochtige wetstoepassing in de ellende werden gestort, heeft veel losgemaakt en is daarom een blessing in disguise, meent Marseille. “Rechters zijn zich gaan afvragen of ze wel rechtvaardige beslissingen nemen. Bestuursorganen kijken hoe ze met hun burgers omgaan. Het geldt ook voor mij. Ik geniet alleen maar meer van het werk dat ik doe en van de mensen met wie ik samenwerk en ik ben hopelijk ook nuttiger bezig.” Hoezo nuttiger? “De taak van de overheid is om rechten van de burger te realiseren. Daarover wordt nu beter nagedacht dan tien jaar geleden. Eerder waren wetenschappers, overheden en rechters regelgeoriënteerd, en nu meer beginselgeoriënteerd: wordt recht gedaan aan de belangen van mensen?” Marseille deed in dat kader samen met collega-wetenschapper Marc Wever onderzoek naar de uitvoering van minima- regelingen van de gemeente Groningen. “Gemeenten gaan daar onnadenkend mee om”, meent Marseille. “Als de burger er een beroep op doet, moet hij veel dingen invullen, terwijl de gemeente maar heel weinig informatie nodig heeft. Groningen werkt nu vanuit vertrouwen, uitgaande van de goede bedoelingen van de burger. Er wordt beter nagedacht: hoe kunnen we zorgen dat mensen die er recht op hebben de voorziening ook aanvragen?” De verschillen tussen de gemeenten zijn erg groot, stelt Marseille vast: “Rotterdam legde een jaar of vier à vijf geleden 74 keer zoveel bijstandsboetes op als Amsterdam. Een ambtenaar van de sociale dienst Amsterdam zei: ‘Boetes daar doen we niet aan. Bezwaar vind ik helemaal niks, dat kost energie. Ik wil dat mensen die energie gebruiken om aan het werk te komen’.” Dat de overheid nog veel steken laat vallen blijkt uit een onderzoek door Marseille en zijn collega Coen Modderman. Ze stuurden een mail aan alle burgermeesters van Nederland, met het verzoek om een gesprek over het dienstbaarheidsbeginsel. “De auto-replymails liepen enorm uiteen. Die van Ahmed Marcouch (Arnhem), die later ook nog belde, was de beste: hoffelijk, geïnteresseerd en informatief. Maar er waren ook waardeloze antwoorden als ‘Voor bestellingen moet je dit e-mailadres gebruiken’ of ‘We reageren binnen vijf dagen’ en het dan niet doen. Er wordt vanuit de organisatie geredeneerd, en niet vanuit het individu.” Onlangs bleek uit cijfers van de Algemene Rekenkamer dat veel mensen met een WIA-uitkering een terugvordering voor de kiezen krijgen van gemiddeld 2.000 euro. “Dat is veel geld voor iemand met een uitkering. Dat komt doordat regelingen heel ingewikkeld zijn. Soms hebben mensen nog een toeslag, of werken ze erbij. Die groep leeft bijna in constante onzekerheid over hun inkomen.” DEFENSIEVE OVERHEID Maar in het hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet-Schoof staat niets over die onzekerheid van WIA-cliënten. Marseille: “Er is veel aandacht voor kinderopvangtoeslagen en aardbevingsschade. Die groepen worden enorm gefaciliteerd. Ik ken allerlei mensen die geen aardbevingsschade hebben, maar wel geld krijgen. De overheid durft geen nee te zeggen.” Vreemd genoeg, vindt hij, hebben veel ontevreden mensen het vertrouwen dat het goed kan komen als het anders zou worden geregeld. “Terwijl ik daar niet in geloof. Want het probleem zelf is enorm complex, en iedere nieuwe instantie die je erop zet, loopt tegen dezelfde complexiteit aan.” Dat leidt tot een overheid die zich defensief op stelt. “Gelukkig gaan heel veel dingen ook goed”, relativeert Marseille. “Nederland is een van de fijnste landen om te wonen en toch is de ontevredenheid zo groot. Ik gok dat negentig procent van de mensen in Groningen heel tevreden is over de afhandeling van de aardbevingsschade. Die hebben hun schade snel vergoed gekregen. Van de tienduizenden aanvragers komen er
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=