MR. 6 2024 / 59 memoires HET IS EEN TROOSTEND IDEE DAT ZIJN KINDEREN LATER KUNNEN LEZEN OVER HUN VADERS WERK Woensdag 24 april 2024 kom ik voor het eerst bij Stijn thuis. Ik was er nooit eerder geweest, zo dichtbij kwamen we niet. Ik vraag hem waarom hij – de publiciteit mijdende advocaat, de man die sinds de zaak van Volkert van der G. eigenlijk geen kranten meer leest of naar de televisie kijkt, “omdat er zoveel onzin wordt beweerd, ook over mij” – nu toch zijn verhaal wil vertellen. Of, althans, zijn ervaringen als advocaat wil laten optekenen, de lessen die hij heeft geleerd, de steken die hij heeft laten vallen. ONWETENDHEID WEGNEMEN Stijn noemt drie redenen. Ten eerste wil hij iets van de onwetendheid wegnemen die nog altijd bestaat als het over de strafrechtadvocatuur gaat. Hij denkt dat die onwetendheid af en toe leidt tot onbegrip, wat de verhoudingen tussen de togadragers op scherp kan stellen. De tweede reden is dat hij zich zorgen maakt over de strafrechtspleging. Rechters klagen over de werkdruk, advocaten zijn overbelast, officieren worden geconfronteerd met de roep om strengere straffen. “Maar het strafrecht is niet de oplossing voor allerlei maatschappelijke problemen”, zegt Stijn. De derde reden om een boek te (laten) schrijven, is persoonlijk. Stijn is ziek. Zijn levensverwachting is onbestemd, maar uitgezaaide kanker geeft weinig aanleiding tot al te veel hoop. Dat zijn vier kinderen op enig moment in elk geval nog kunnen lezen hoe hun vader over zijn werk dacht, vindt hij een troostend idee. In de zomer van 2024 kom ik bijna wekelijks bij Stijn thuis. Via de lijn van zijn cliënten volgen we zijn carrière, te beginnen bij de parlementaire enquête opsporingsmethoden onder leiding van Maarten van Traa. Ik herinner mij die crisis in de opsporing nog goed, want destijds werkte ik bij de afdeling voorlichting van wat toen nog het ministerie van Justitie heette. Ik volgde de openbare verhoren en schreef erover in De Justitiekrant. Na drie jaar had ik alle grenzen van de ambtelijke vrijheid van meningsuiting opgerekt, waarna ik freelance journalist werd. Stijn was betrokken bij de cassatie van een van de zaken die in het rapport van Van Traa een grote rol speelde: de zaak Charles Z. STERFELIJK De gesprekken die Stijn en ik voeren, vormen de basis voor het boek Laatste man. Daarnaast lees en herlees ik alles wat over de zaken die we bespreken bekend is, en bekijk en beluister ik documentaires en podcasts. Opnieuw verbaas ik mij erover hoe paradoxaal onze kijk op de strafrechtspleging is. Aan de ene kant kunnen we als lezer, luisteraar en kijker geen genoeg krijgen van spannende verhalen over criminaliteit; misdaad loont, zeker in de boekhandel en op Netflix. Aan de andere kant schreeuwen politici steeds harder om strengere straffen, terwijl iedereen weet of kan weten dat strengere straffen niet helpen om de grote maatschappelijke uitdagingen van deze tijd het hoofd te bieden. Toch geloven mensen in het strafrecht alsof het de panacee is tegen alle kwaad. Die dualiteit komt in de gesprekken tussen Stijn en mij regelmatig terug. Stijn heeft het dan over abstracte begrippen als ‘het systeem’ en ‘de kloof’. Ik probeer waar mogelijk zijn soms wat cerebrale visie op het strafrecht te vertalen naar gevoelsniveau, zoals ik in mijn interviews voor Mr. ook altijd heb geprobeerd. In de rechtszaal gaat het tegenwoordig vaak over de behoefte die justitiabelen, slachtoffers en getuigen hebben om te worden gehoord en gezien. Ik denk dat dit ook geldt voor professionals. Niet dat ik per se alle persoonlijke details van de togadragers wil openbaren; dat is in dit tijdsgewricht soms ook te gevaarlijk. Maar Stijn Franken is niet alleen de beste strafrechtadvocaat van Nederland genoemd. Hij is ook zoon, man, echtgenoot, broer, vader, vriend. En hij is sterfelijk. Aan die realiteit kan ik als schrijver niet voorbijgaan, hoe moeilijk dat ook is en hoe ingewikkeld Stijn het ook vindt om over zichzelf en zijn gevoelens te praten. GEHEIMHOUDINGSPLICHT Tot wrevel leidt het nooit, wel tot introspectie. We praten uitgebreid over de ontwikkeling van onze beide professies; ik ben geen journalist meer en dat heeft alles te maken met de manier waarop de journalistiek zich de afgelopen dertig jaar heeft ontwikkeld. Stijn maakt zich zorgen over de consequenties die de moord op advocaat Derk Wiersum en journalist Peter R. de Vries hebben. Het helpt dat ik de juridische wereld goed ken en dus makkelijker zijn betoog kan volgen. Tegelijk blijf ik voldoende afstand houden om ook kritische vragen niet uit de weg te gaan – het is niet de bedoeling een hagiografie te schrijven. Overigens haalt niet alles de eindredactie; Stijn voelt zich gebonden aan zijn geheimhoudingsplicht. Die plicht reikt tot over de grens van de dood. Laatste man is een verhaal geworden over steeds strengere straffen, de macht van de media, persoonlijke teleurstellingen, tegenstellingen tussen de toga’s en het gevaar van de kloof tussen zij die oordelen en zij die veroordeeld worden. Stijn hoopt op die manier “een heel klein beetje” bij te dragen aan een “iets minder technocratisch en iets liever strafproces waarin we weer op een normale manier met elkaar kunnen omgaan”. Ik hoop dat ik vooral recht heb gedaan aan de mens Stijn Franken. • Stijn Franken, Laatste man. Over schuld, straf en sterfelijkheid, Uitgeverij LUX
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=