20 / Mr. 2 2025 interview “DE RECHTSSTAAT GAAT OVER WAT WE DELEN EN WAAR WE ELKAAR OP KUNNEN AANSPREKEN” gaat, omdat we een rechtsstatelijke cultuur hebben. “Met andere woorden: we kunnen ons die zachte institutionele waarborgen veroorloven omdat we een sterke rechtscultuur hebben. Ik denk dat dat achterhaald is. In Polen en Hongarije begon het met anti-institutionele sentimenten: mensen die openlijk zeggen dat ze de rechterlijke macht niet vertrouwen, omdat het een elite is, met een bepaalde politieke voorkeur.” In de onderzoeksbundel werden vier aanbevelingen gedaan om de rechtsstaat beter bestand te maken tegen politieke druk. “Eén: je kunt nu al bij wet regelen dat de minister niet langer de bevoegdheid heeft om de Raad voor de rechtspraak en de presidenten te benoemen. Twee: zorg ervoor dat de Rechtspraak een eigen begroting krijgt. Nu gaat die nog op in de justitiebegroting en is dus afhankelijk van hoe de politieke wind waait. Het meeste geld gaat nu naar de politie, dan de douane, dan het gevangeniswezen en dan pas de Rechtspraak. Drie: haal het tuchtrecht weg bij de president. En vier: regel in de Grondwet dat de Raad voor de rechtspraak een Hoog College van Staat is, net als de Raad van State, de Nationale Ombudsman en de Algemene Rekenkamer. Dat is een sterke waarborg: je hebt twee derde van het parlement nodig om daar iets aan te veranderen.” ANTI-INSTITUTIONELE SENTIMENTEN Intussen is er in Nederland een storm van anti-institutionele sentimenten opgestoken die ook de rechterlijke macht raakt. Twee jaar geleden schreef de AIVD dat die sentimenten steeds sterker worden, ook ten aanzien van rechters. “Dat is heel gevaarlijk”, meent Soeharno, “want die anti-institutionele sentimenten vertalen zich nu ook politiek.” Hij doelt onder meer op de kritiek op het vonnis van de Amsterdamse rechter die in februari een inreisverbod van islamitische predikers afwees. Minister Faber noemde dit een zwarte dag voor Nederland. PVV-leider Wilders schreef op X: “Wereldvreemde rechters zijn moreel kompas compleet kwijt en laten haatpredikers Hij studeerde theologie, filosofie en rechten: allemaal normatieve wetenschappen. “Ik wilde alleen iets studeren dat ik intrinsiek interessant vond”, antwoordt hij op vraag waar zijn belangstelling voor ethiek en moraal vandaan komt. Die intrinsieke interesse vond Jonathan Soeharno in de Verenigde Staten waar hij na de middelbare school rondtrok, en als vrijwilliger in een gevangenis werkte. “Daar werd veel gedaan door kerken. Ik grapte tegen een gevangene: ‘Die mensen van de kerk komen jou bekeren’. Toen antwoordde hij: ‘Ja maar ze slaan wel een arm om me heen.’ De vraag die ik niet kon beantwoorden was: ‘Wat is eigenlijk solidariteit?’ Ik dacht altijd in termen van rechten. Dus: ‘Hoe zorg je dat de rechten van gedetineerden gewaarborgd zijn, bijvoorbeeld door resocialisatie?’ Maar die gevangene was op zoek naar een ander soort solidariteit. Ik raakte geïnteresseerd in publieke vraagstukken. Ik vroeg me af welke waarden we in Nederland delen in het publieke domein.” Terug in Nederland nam hij contact op met filosoof Ad Verbrugge en diens toenmalige vrouw Maaike Breeuwsma, die Soeharno’s lerares Latijn was op de middelbare school. “Ik vroeg hen welke studie ik kon doen om mijn vragen te beantwoorden. Theologie en filosofie kwamen ter sprake. En ik dacht dat theologie de juiste studie was omdat het daar gaat om wat mensen ten diepste raakt, terwijl dat ook implicaties heeft voor hoe zij hun rol zien in het publieke domein. Je hebt daar niet alleen vakken als hindoeïsme, boeddhisme en jodendom, maar bijvoorbeeld ook vakken over de verhouding tussen levensovertuiging en economie. Een mooie studie om te verkennen welke rol religieuze en morele overtuigingen kunnen hebben in het publieke domein.” Later knoopte hij er filosofie en rechten aan vast. Het recht, vindt Soeharno, speelt een belangrijke rol in de discussie over gedeelde waarden in het publieke domein. “Juist de rechtsstaat gaat over wat we delen. Het is het domein waar we gelijk horen te zijn.” BOTERZACHT Soeharno is hoogleraar Rechtspleging in rechtsfilosofisch perspectief aan de Universiteit van Amsterdam en actief in de rechtspraktijk als advocaat bij De Brauw Blackstone Westbroek. In de afgelopen najaar verschenen onderzoeksbundel Constitutionele waarborgen concludeerden Soeharno en zijn UvA-collega’s Niels Graaf en Jerfi Uzman, bijgestaan door juridische kopstukken als Geert Corstens en Wim Voermans, dat de rechtsstaat slecht bestand is tegen politieke druk. Soeharno noemt de onafhankelijkheid van de Nederlandse Rechtspraak boterzacht. “De instituties binnen de Rechtspraak zijn heel zwak”, licht hij toe. “We hebben onderzoek gedaan: stel dat in Nederland hetzelfde zou gebeuren als in Polen en Hongarije, wanneer ontstaat dan de institutionele tegendruk? Uit het onderzoek bleek dat je in Nederland heel ver kunt gaan voordat er tegendruk komt. In Polen en Hongarije zijn de rechters onder druk gezet met tuchtrecht en benoemingen. Die weg ligt in Nederland open voor de minister, als hij dat zou willen. In de voordrachten voor presidenten van de gerechten en de leden van de Raad voor de rechtspraak heeft de minister de beslissende stem, en de presidenten gaan over het tuchtrecht. Een kwaadwillende minister heeft in Nederland op die terreinen doorzetmacht waar in Polen en Hongarije nog wetswijzigingen voor nodig waren. Vandaar de term boterzacht.” Soeharno kreeg daarna van meerdere kanten de kritiek dat ‘boterzacht’ te ver
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=