Mr.

20 / Mr. 3 2025 interview “JE KUNT NIET ZEGGEN: WE HEBBEN EEN GRONDWET, HET LOOPT ALLEMAAL WEL LOS” later het recht. Als je denkt aan democratisch burgerschap en hoe je je als mens verhoudt tot de samenleving waarvan je onderdeel bent, dan kom je uit bij Hannah Arendt. Zij wees op de activiteiten – vita activa – die ons leven kenmerken. Zo vormt het handelen van mensen in de publieke ruimte wat iemand tot mens maakt.” En er staat een ingelijste uitspraak van Ruth Bader Ginsburg. “Ook een rolmodel voor mij. Of beter: een idool. Daarvan heb ik er meerdere; vaak vrouwelijke hoogleraren.” De spreuk van RBG die zo’n prominente plaats inneemt in Leijtens kamer luidt: When there are nine. “Men vroeg eens aan haar wanneer er voldoende vrouwen zouden zijn in het Amerikaanse Supreme Court. Dit was haar antwoord. Waarschijnlijk onhaalbaar onder Trump.” DISCIPLINE Ingrid Leijten groeit op in de Noordoostpolder in een familie zonder juristen. Haar vader was akkerbouwer en lokaal en provinciaal deeltijdpoliticus. Op haar achttiende vertrekt ze naar Tilburg, voor een opleiding aan de Dansacademie. “Mijn ouders waarschuwden me: daar kun je niet je beroep van maken. Maar ik was eigenwijs. Dansen deed ik als jong meisje ook bij verenigingen. Als ik ergens een talent voor heb, dan heb ik ook de discipline om daar heel hard voor te werken. Vroeger wilde ik ook beroemd worden, zo’n meisje was ik wel. Maar na een jaar op de Dansacademie kwam ik tot het inzicht dat ik beter een andere studie kon volgen.” Leijten wilde een podium. Dat ging met dansen niet door, maar ze zoekt het nu nog steeds actief in de wetenschap. Eerst in de politicologie. “Wat doet de politiek? Wetten maken. Omdat ik tijdens mijn studie dat onderdeel lastig vond, en ik het als student best goed deed, kon ik er rechten bij gaan doen. Wettenbundels kunnen imponerend zijn, je weet niet waar je moet beginnen.” Maar na vier jaar (nominaal dus) had ze het onder de knie, studeerde af (in beide studies) en kreeg een beurs voor een jaar Columbia Law School in New York. Daar zat ze totdat ‘Leiden’ Het is februari 2024 en verkenner Ronald Plasterk presenteert de ‘gezamenlijke basislijn’ voor het waarborgen van de Grondwet, de grondrechten en de democratische rechtsstaat. Dat is nodig, want lang niet iedereen vertrouwt de PVV in het nog te vormen kabinet. Tout juridisch Nederland valt erover: we hoeven het toch niet te hebben over wat vaststaat, dat we de Grondwet en grondrechten respecteren? Elke jurist? Minstens één zegt: “Waarom zouden we het er níét over hebben.” Dat is Ingrid Leijten, hoogleraar constitutioneel recht aan Tilburg University. “We hebben grondwettelijke uitgangspunten heel lang voor lief genomen. We sleutelen niet veel aan onze Grondwet, die al vrij sober is. Die legt de basisregels vast – bijvoorbeeld over bevoegdheden die overheden mogen uitoefenen – maar laat ook vrij veel over aan fatsoenlijke politici. Erachter zit een verhaal: waarom heeft de overheid, de wetgever, überhaupt de bevoegdheid gekregen om regels te stellen waaraan wij ons moeten houden? Daar mag je het best over hebben. Zo begin ik ook altijd mijn colleges staatsrecht voor eerstejaars.” Leijten reageerde op de rechtsstaatsverklaring met een opiniestuk in het FD, met dezelfde inzet. “We kunnen niet doen alsof er niets aan de hand is. Er komt een kabinet met een partij die een geschiedenis heeft met uitspraken en inzichten van heb ik jou daar, en die zelf niet democratisch is georganiseerd. Dan kun je niet zeggen: we hebben een Grondwet, het loopt allemaal wel los. We moeten ook niet doen alsof de Grondwet en onze rechtsstatelijke uitgangspunten zo klip en klaar zijn dat je er niet over kunt discussiëren. Juist omdat onze Grondwet de wetgever ruimte laat om bijvoorbeeld grondrechten te beperken. Eigenlijk moeten we er het de hele tijd over hebben: wat staat er in de Grondwet? Hoe willen we dit interpreteren? Is er nood aan een nieuwe interpretatie? Vervolgens moet je ook de praktijk volgen: mooi zo’n rechtsstaatverklaring, maar de proof of the pudding is in the eating.” Die pudding is een Wilders die vanaf de zijlijn van alles kan roepen. “Dat vind ik staatsrechtelijk een probleem, zeker nu hij zich vaak beroept op het feit dat zijn partij zoveel zetels en een grote achterban heeft. In ons parlementair systeem moet je op regeringsdeelname na vier jaar – of eerder – kunnen worden afgerekend. Door die knip te maken tussen Wilders in de Kamer en een zogenaamd extraparlementair kabinet wordt dat lastig: Wilders zal zeggen: ik heb de problemen niet veroorzaakt, dat waren de klunzen in het kabinet. Hij zal met zijn PVV verantwoordelijkheid willen ontlopen.” IDOLEN Erg ruim is haar kamer niet, op de vijfde verdieping van het gebouw van de Law School van de Tilburgse universiteit. Er is net plaats voor één gast, de talloze boeken nemen veel meer ruimte in. Ingrid Leijten – geen familie van Renske Leijten (ex-SP-Kamerlid) en ook niet van Jan Leijten, bij leven AG bij de Hoge Raad en hoogleraar burgerlijk recht – bezet nu de leerstoel die eerst werd ingevuld door Ernst Hirsch Ballin. “Een grote eer om hem op te volgen. Maar je moet het ook niet intimiderend vinden om in zijn voetsporen te treden.” Leijten doet haar eigen ding. Haar benadering van het staatsrecht is soms vrij politicologisch van aard, gevormd door haar eerste studie politieke wetenschappen. Op haar kamer vallen twee namen op. De ene is van Hannah Arendt, er staat een beeltenis van haar gezicht op een kleitablet. “Ik kom van het politieke, mijn liefde voor de rechtsstaat komt voort uit liefde voor het publieke, en pas

RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=