MR. 3 2025 / 51 “CONSUMENTENRECHT MAG GEEN VERDIENMODEL WORDEN VOOR ADVOCATEN OF CLAIMBEDRIJVEN” moet aantonen dat die kwetsuur er niet was toen je het paard verkocht. Dat leidt tot een scheve verhouding tussen handelaar en consument.” Een typisch voorbeeld van een geval waar het huidige consumentenrecht onvoldoende flexibel meebeweegt met de praktijk van alledag, vindt ook Pavillon. “Het recht kan dan ontwrichtend werken, omdat het risico voor handelaren te groot wordt. Het schiet z’n doel voorbij. Een paard is geen auto, er is geen producent. Daar moeten de regels wel op worden afgestemd.” Van dat laatste lijkt voorlopig echter geen sprake. Een voorgestelde wetswijziging om de bewijslasttermijn voor levende dieren te beperken in het consumentenrecht haalde het onlangs niet in de Tweede Kamer. Gerritsen: “Veel professionals zeggen daarom: ik haal het paard eerst naar privé en dan verkoop ik het als particulier. Maar rechters gaan daar niet in mee, die prikken daar doorheen. Met als gevolg dat steeds meer paardenhandelaren dan maar besluiten om helemaal niet meer aan consumenten te verkopen.Dan leidt consumentenbescherming er juist toe dat het aanbod voor diezelfde consumenten opdroogt. We zien nu al dat de markt in het slop raakt.” INDEKKEN Gerritsen ziet daarnaast dat handelaren zich steeds grondiger proberen in te dekken om onder consumentenrechtelijke verplichtingen uit te komen. “Ze stellen uitgebreide contracten op waarin ze van alles proberen uit te sluiten. Maar onder wettelijke bepalingen die de consument beschermen kom je niet uit, dus doorgaans heeft dat weinig zin.” En ieder paard voor verkoop door CT- en MRI-apparatuur halen om zoveel mogelijk potentiële problemen uit te sluiten? “Röntgenfoto’s en klinisch onderzoek zijn gebruikelijk, maar als je nog meer preventieve onderzoeken uitvoert, leidt dat tot onbetaalbare paarden. Daar is de consument dan ook weer niet bij gebaat. Bovendien: het is altijd slechts een momentopname.” “Bij een consument kun je meer achteroverleunen”, vertelt Gerritsen over het verschil in het bijstaan van consumenten enerzijds en handelaren anderzijds. “Bij een handelaar weet je dat je met 1-0 achterstaat. Onlangs had ik een zaak over een veulen met een stukje loszittend bot. Er was een theoretische kans dat dat een erfelijke oorzaak had, maar het was zeer aannemelijk dat het veulen na de verkoop gewoon een rare sprong had gemaakt in de wei. De handelaar kon die potentiële erfelijkheid echter niet honderd procent uitsluiten. Uiteindelijk nam hij maar zijn verlies en nam hij het paard terug. Terwijl iedereen aanvoelde: dit is heel onredelijk.” GRILLIG RECHTSGEBIED Onredelijke gevolgen van het huidige consumentenrecht ziet Van der Weijden continu voorbijkomen. Hij noemt een voorbeeld van een aannemer die een online bestelde dakkapel bijna een jaar na montage nog geheel op eigen kosten retour moest nemen. “Hij had niet proactief gecommuniceerd dat er een bedenktijd van veertien dagen op die dakkapel zat, dus werd de termijn van rechtswege verlengd met één jaar. En daar maakte de consument na een maand of elf gebruik van.” Voor advocaten is het consumentenrecht momenteel dan ook een grillig rechtsgebied om in werkzaam te zijn, vindt Van der Weijden. “Ik zie het huidige consumentenrecht als een speeltuin en een mijnenveld tegelijk. Een speeltuin voor de advocaat die aan de kant van een consument staat, en een mijnenveld voor de advocaat aan de andere kant.” Pavillon vindt dat in die vergelijking een kern van waarheid zit en ziet tegelijkertijd een mogelijk risico. “Consumentenrecht mag geen verdienmodel worden voor advocaten of claimbedrijfjes.” Van der Weijden herkent dat risico maar al te goed. “Ik doe het natuurlijk niet, maar het zou kunnen: wijs als advocaat je cliënt maar op een paar webshops die hun bestelknop en andere zaken niet op orde hebben, dan halen we daarna zestig procent terug en delen we de opbrengst. Dat de juridische kaders op dit moment zodanig zijn ingericht dat zo’n verdienmodel überhaupt zou kunnen bestaan, geeft te denken.” NIET BENADEELD Pavillon vindt dat rechters zich eigenlijk vooral zouden moeten richten op de bescherming tegen oneerlijke algemene voorwaarden, en minder op de informatieplichten in alle soorten en maten. “Want oneerlijke algemene voorwaarden zijn er ook heel veel. Bedrijven zetten van alles in hun kleine lettertjes en regelmatig is er iets niet in de haak, zoals onlangs nog het geval was bij Vattenfall.” Voor het energiebedrijf dreigt een financiële strop nadat zowel de rechtbank als het gerechtshof tot de conclusie kwam dat het wijzigingsbeding in de algemene voorwaarden van het energiebedrijf onredelijk bezwarend is. “Grote bedrijven, en advocaten van grote bedrijven, moeten het consumentenrecht serieus nemen en met eerlijke voorwaarden werken.” Maar het rechterlijk toezicht op de ‘bestelknop’ en informatieplichten? Pavillon: “Daarbij heb ik mijn bedenkingen. Want in alle eerlijkheid: dat een handelaar wat formalistische steken laat vallen, zoals de tekst op een knop die niet voldoet of een retourformulier dat ontbreekt, heeft de consument doorgaans helemaal niet benadeeld. Bij oneerlijke bedingen is dat nadeel, of het risico erop, een stuk reëler.” • consumentenrecht Ilonka Gerritsen (Van den Broek Advocaten)
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=