MR. 4 2025 / 69 ministerie NIEUWS OVER BEWINDSPERSONEN GAAT VOORAL OVER MISSTAPPEN EN SCHANDALEN blijkt dan ook: nieuws over ministers en staatssecretarissen ging en gaat grotendeels niet over bevordering van justitie en veiligheid, maar over misstappen en schandalen. Een beperkte bloemlezing daaruit: er was een minister die bij twee derde parlementaire meerderheid de sharia wel zag zitten − Piet Hein Donner toen hij al bijna weg was, in 2006. Ivo Opstelten (2010-2015) kwam met verhoging van griffierechten (tegen rechtsverwerkelijking voor minderbedeelden), inperking van taakstraf en beperking van de strijd tegen verboden vuurwapens. Ook wilde hij onwelkome gegevens van het WODC tegenhouden. Uiteindelijk struikelde hij over het ‘Teevenbonnetje’ (van criminele afrekening met een kroongetuige), net als zijn opvolger Ard van der Steur, overigens een actief en verdienstelijk minister ook in bevordering van slachtofferrechten. Ferdinand Grapperhaus (2017-2022) vond bij eigen feestelijke gelegenheid al die vervelende coronaregels niet zo belangrijk (Quod licet Iovi non licet bovi: zoek op! Geleerde Grapperhaus moet dit zelfstandig kunnen begrijpen). Met moeite kreeg hij daarvoor een boete en een strafblad, maar in 2020 werd het sanctiebeleid zodanig aangepast dat ook zijn aantekening met terugwerkende kracht verdween – hij was niet voor niets blijven zitten. Van Dilan Yeşilgöz en David van Weel zijn evenmin wezenlijke bijdragen aan justitie en veiligheid bekend geworden. Dan waren er nog ministers voor rechtsbescherming, zonder portefeuille. Hun positie hadden zij voornamelijk te danken aan toenmalige coalitiepartners: ‘iedereen in het kabinet’. Sander Dekker stond van 2017 tot 2022 aan dit roer. De laatste bewindsman op deze post was Franc Weerwind (tot 2024). Belast waren zij onder andere met de rechtspraak en de rechtshulp. Voor zover bekend hebben zij die voornamelijk met rust gelaten. Eén staatssecretaris kwam al aan de orde. Behalve Fred Teeven waren daar Mark Harbers (2017-2019, gestruikeld over verkeerde vreemdelingencijfers in de krant van wakker Nederland) en Ankie Broekers-Knol (2019-2022), in beperktere kring bekend geworden door haar opvatting van rechtstheoretische grondslagen. Zij vroeg zich liever niet af wat rechtvaardigheid en veiligheid eigenlijk zijn en waar die kernwaarden goed voor zijn: ‘Nadenken over Aristoteles, Hobbes en al die andere filosofie? Juridische paralympics!’. Waarom zou je ook willen weten waar je staatssecretariaat eigenlijk toe dient. Eric van der Burg (2022-2024) heeft de Spreidingswet op zijn naam staan en Ingrid Coenradie (2024-2025) maakte werk van vervroegde vrijlating bij gebrek aan bewakers. Teun Struycken (2024-2025) komt verderop nog terug. JURIDISCHE BEROEPEN: (TE) WEINIG VERSCHIL Dan moeten die meer dan 100.000 niet altijd gehoorzame en dienstbare ambtenaren worden bestuurd en ook dat gaat lang niet altijd over justitie en veiligheid voor mensen in de buitenwereld. Zo bleef nogal wat liggen, ondanks de inzet van al die werknemers zonder wie er geen helemaal ministerie zou zijn. Een greep uit de eigenlijk niet zo spectaculaire ontwikkeling van typisch juridische ambten en beroepen in de afgelopen twintig jaar, voor zover bewinds- lieden er iets mee te maken hadden: de zittende magistratuur was al voor de verslagperiode de deur uitgegaan naar de Raad voor de rechtspraak. Dergelijke mandatering is typerend voor justitiële en andere overheidsreacties op een waargenomen probleem: niet aanpakken, maar een orgaan in het leven roepen en na geslaagde uitbreiding van het (semi-)overheidsapparaat alles laten voor wat het was. Intussen blijft de rechterlijke macht lijden onder te weinig (permanente) opleiding in onder andere beoordeling van feiten (zo’n 90 procent van alle zaken gaat over betwiste feiten en niet alleen bij veroordelingen gaat dat weleens mis), ondermaatse salariëring, matig personeelsbeleid en trage bureaucratie. Gemandateerd of niet: niet alleen betere en vooral gerichtere financiering vanuit het ministerie had hieraan iets kunnen doen. Al die kwesties staan nog steeds op de agenda. Directer onder de minister ressorteerde het Openbaar Ministerie, al is die verhouding de afgelopen twintig jaar ook na incidenten niet duidelijker geworden. Verder hebben opeenvolgende ministers het OM hoofdzakelijk met rust gelaten, al dan niet uit angst voor ‘politieke inmenging’. Rationele criminele politiek was en is dan ook niet in zicht. Op eigen houtje hobbyt de top van het OM rustig door met pijnlijke proefprocessen tegen in hoogste instantie al geoorloofde euthanasie, terwijl te veel ernstige delicten ‘door capaciteitsproblemen’ op de plank blijven liggen (lees Peter Plasman – nota bene strafrechtadvocaat – in de Volkskrant van 7 april jl.: ‘Criminelen steken nu hun middelvinger op naar de rechtsstaat’). Dit geldt niet alleen voor praktisch ongemoeid gelaten witteboordencriminaliteit. Strafbeschikking of eigenlijk gelegitimeerde eigenrichting door het OM (verworvenheid van de verslagperiode) had ook kunnen worden voorkomen door snellere en betere strafrechtspleging, meer buitengerechtelijke afdoening incluis. Intussen hebben advocaten van het ministerie niet al te veel last gehad. Zij zijn immers onafhankelijk – al vroegen zij zelf niet zo lang geleden om hulp van de overheid bij hun tuchtrechtspraak. Er is nog niet veel van gekomen. Ook het notariaat is redelijk ongestoord gelaten (op verzwaarde financiële meldplichten na, maar die gelden ook voor anderen). Toch staat zo’n 20 procent van de kantoren onder verscherpt financieel toezicht: alleen al daarom was en is het tijd om de fundamentele spanning tussen ambt en koopmanschap in dit historisch relict eens echt aan te pakken. De deurwaarderij (nog steeds niet alleen door juristen bemenst) blijft gedijen bij de voortduring van consumentenkoop op krediet. Dit had al lang moeten worden verboden, net zo goed als woon- en andere wezenlijke lasten verplicht hadden kunnen worden ingehouden op salarissen en uitkeringen. Ook dan hadden deurwaarders minder te doen. Net als notarissen blijven zij gevangen in de spanning tussen ambt en koopmanschap, ten nadele van debiteuren én crediteuren.
RkJQdWJsaXNoZXIy ODY1MjQ=